Drongen telt niet minder dan 184 gebouwen die als onroerend erfgoed erkend zijn. Vijftien daarvan zijn beschermd.
De Oude Abdij in de dorpskern, een vroegere Norbertijnerabdij, geniet bij velen bekendheid als retraitehuis. De charismatische pater Petit was er in de tweede helft van vorige eeuw de bezieler van. De Sint-Jozefkapel naast de ingang van de abdij is aan hem gewijd. Boven de historische dorpskern troont de toren van de vroegere abdijkerk. Hij maakt nu deel uit van de parochiekerk Sint-Gerolf, de patroonheilige van Drongen. Ook aan deze devote jongeling is een kapel gewijd, op de plaats waar hij volgens de overlevering vermoord werd.
Sint-Jozefkapel
Naast de inrijpoort van de abdij bevindt zich de Sint-Jozefskapel of kapel van Pater Petit. Deze kapel in neo-byzantijnse stijl werd opgetrokken in 1937-38, ter gelegenheid van het eerste eeuwfeest van de Jezuïeten in Drongen. Op 10 september 1938 werden de stoffelijke resten van de charismatische pater Adolf Petit (1822-1914), directeur en uitbouwer van het retraiteoord, naar de kapel overgebracht.
Meer informatie over deze kapel vindt u HIER op de website van de byzantijnse kapel
Wie was Pater Petit? Gent, 22 mei 1822 – Drongen, 20 mei 1914
Kleermakerszoon Adolf Petit groeide op in een Gentse volkswijk. Hij verloor op zeer jonge leeftijd zijn moeder. Ondanks zijn bescheiden komaf werd hij in 1836 toegelaten tot het Gentse Sint-Barabaracollege. In 1842 trad hij in bij de Jezuïeten in Drongen en in 1855 werd hij priester gewijd. Na een aantal lesopdrachten in Brussel en Namen keerde hij in 1865 definitief naar Drongen terug.
Vanaf 1886 legde hij zich voornamelijk toe op de organisatie van retraites, vooral in het retraitehuis te Drongen. Zusters en broeders, priesters en leken kwamen zo met hem in contact en er ontwikkelde zich een netwerk van invloedrijke personen aan wie hij raad en bijstand verleende. Zijn innemende persoonlijkheid en buitengewone eenvoud maakten hem bijzonder populair. Armen en noodlijdenden waren bij hem altijd welkom. Hij stond ondermeer aan de wieg van l’Oeuvre du Calvaire, een Brusselse organisatie die zich toelegde op de hulpverlening aan ongeneeslijke zieken die aan hun lot waren overgelaten.
Aanvankelijk werd pater Petit begraven op de toenmalige begraafplaats, naast de pastorie. Na zijn dood kwam een devotiebeweging op gang van zijn dankbare oud-retraitanten en zijn medebroeders. Zijn ’heiligenleven’ werd in verschillende biografieën beschreven. In 1937 werd een procedure voor zaligverklaring aangevat en werd hij ‘Dienaar Gods’. Toen zijn kist in 1938 werd geopend trof men er zijn bruin geworden maar intact lichaam aan. Dat werd als een teken van heiligheid beschouwd. Op 15 december 1966 werd Petit uitgeroepen tot ‘Eerbiedwaardige Dienaar Gods’ of ‘Venerabilis Servus Dei’, eerste stap naar de zaligverklaring. Met de jaren viel de devotie stil. Het zaligverklaringsproces werd in 1992 gestopt.
In 1937 werd op de gronden van de Oude Abdij een kapel gebouwd, gewijd aan de heilige Jozef. Het stoffelijk overschot van pater Petit werd er plechtig naar overgebracht, in het bijzijn van de bisschop van Gent
Oorlogsmonument
Voor de ingang van de abdij, bevindt zich een oorlogsmonument. Het werd plechtig ingehuldigd in 1922. Het bronzen beeldhouwwerk in reliëf van Domien Ingels (1881-1946) is gevat in een architecturale omlijsting van zandsteen met herdenkingsteksten aan beide wereldoorlogen. Op de achterzijde van het monument worden de namen vermeld van de militaire en burgerlijke slachtoffers van beide wereldoorlogen.
Pontbrug
De Pontbrug is gelegen op de plaats waar tot in 1900 een veerpont voor de overtocht zorgde. Tot 1918 lag hier een brug uit gewapend beton die in 1918 bij het einde van de oorlog door de terugtrekkende Duitsers werd vernietigd. In 1920 werd een noodbrug aangelegd.
De huidige Pontbrug werd gebouwd in 1926 naar een ontwerp van ingenieur Roelandt. De brug is van het vierendeeltype: het brugdek wordt gedragen door twee vierendeelliggers. Een vierendeelligger, zo genoemd naar zijn uitvinder Arthur Vierendeel, is een vakwerkligger, in staal of gewapend beton, zonder diagonalen in de opeenvolgende vakken.
Deze brug is de enige vaste verbinding voor autoverkeer tussen Drongen en het landelijk gebied Assels, dat als een eiland tussen twee Leiearmen en de Ringvaart gelegen is
Woonhuis Domien Ingels
Dit huis werd gebouwd en bewoond door de Drongense beeldhouwer, graficus en schilder Domien Ingels (1881—1946). Hij was vooral bekend door zijn dierenbeelden die een heroïsch expressionisme toonden en representatief zijn voor zijn exuberante levensstijl. De zonnewijzer op de voorgevel en de windhond met drinkbak voor het huis, zijn het werk van de meester.
Aanvankelijk liet hij een huis met atelier bouwen in de toenmalige Statiestraat (nu Drongenstationstraat 16). Het merkwaardige huis is ontworpen door Oscar Van de Voorde, architect van de Wereldtentoonstelling van 1913 te Gent en een bekende van Domien Ingels. De gevel van de woning in de Drongenstationstraat is trouwens in dezelfde stijl ontworpen als de administratieve gebouwen voor de wereldtentoonstelling van 1913. De pauwensculptuur boven de voordeur is van de hand van Domien en een knipoog naar de achternaam van zijn vrouw “Pauwaert’.
Het huis is momenteel nog bewoond en is niet toegankelijk voor het publiek.
Wie was Domien Ingels?
Ingels werd geboren op 23 juli 1881in de Gentse volksbuurt van de Brugse Poort. Hij verbleef en werkte vanaf 1913 in Drongen. Hij kreeg zijn artistieke opleiding in de ateliers van Domien Van den Bossche, Hypolyte Leroy, Louis Tijtgadt en Jean Delvin. Vanaf 1900 was hij leraar tekenen en beeldhouwkunst aan de Gentse academie. Als zoon van een slager was hij goed vertrouwd met de anatomie van vele dieren. Hij was dan ook bij uitstek een dierenschilder, met sterke voorkeur voor werkende paarden en windhonden. Hij bestudeerde ook wilde dieren in het circus.
Zijn olifantenbeelden tonen een heroïsch expressionisme en zijn representatief voor zijn exuberante levensstijl. Hij maakte o.m. naam met het Ros Beiaard gemaakt voor de wereldtentoonstelling van 1913 dat nu op het De Smet-De Nayerplein in Gent staat en het monument Koning Albert in het Gentse Zuidpark. Samen met grootmeester Constant Permeke had hij een atelier in het Gentse Sint-Elisabethbegijnhof.
Domien Ingels was getrouwd met schilderes Marie-Louise Pauwaert. Ook zijn dochter Rosa beoefende de schilderkunst. Hij overleed door een verkeersongeval in Bachte-Maria-Leerne op 16 november 1946 en werd in Drongen begraven.
Domien Ingels liet een grote artistieke erfenis na in Gent en Drongen. Zo zijn ondermeer van zijn hand:
het Ros Beiaard gemaakt voor de wereldtentoonstelling van 1913 op het De Smet-De Nayerplein in Gent;
het monument Koning Albert in het Gentse Zuidpark;
het bronzen bas-reliëf van het oorlogsmonument in Drongen .
Enkele van zijn dierenbeelden zijn te bewonderen in de Kunstgaanderij van De Campagne en in het Museum van Deinze en de Leiestreek.
Pastorie Sint-Gerolf
De toenmalige Norbertijnenabdij van Drongen, die het patronaat over de parochie Drongen bezat, liet in 1773 deze pastorie bouwen. De Norbertijnenkanunnik Ludovicus De Saegher, was hier toen pastoor. Ook na de Franse revolutie blijft het gebouw als pastorie behouden. Hierdoor verkreeg zij later het juridisch statuut van “presbyterium” d.w.z. de plaats of het gebouw dat de gemeente of stad verplicht ter beschikking van de pastoor moet stellen. Van 1969 tot 1977 was deze pastorie de zetel van een dekenij. Marcel Lippens is de enige pastoor–deken van Drongen geweest. In de aankleding van interieur zijn nog heel wat 18de eeuwse versieringselementen aanwezig. In de lambrisering van het salon bevinden zich authentieke wandschilderingen in Lodewijk-XVI-stijl, uitgevoerd op pleisterwerk. De omheiningmuur in neogotische stijl dateert uit 1928 en is ontworpen door de Drongense beeldhouwer Domien Ingels. De beeldhouwer restaureerde ook het O.L.V-beeld, in renaissancestijl, dat in de niskapel naast de muur is geplaatst. Dit beeld werd eind 2018 gerestaureerd.
Gedenksteen Alfons Bijn
Schrijnwerker Adolf Byn baatte in de Dorpstraat in Drongen (nu Oude Abdijstraat 36) de herberg ‘Het Boldershof’ uit.
Tijdens WO I was hij informant voor een spionagenetwerk. Hij hield zich bezig met het verzamelenen doorspelen van informatie over de treintrafieken op de lijn naar Brugge. Een spoorlijn die door de Duitsers werd ingezet voor de ravitaillering en de aanvoer van troepen. Volgens J. Van der Fraenen in zijn boek ‘Voor den kop geschoten’ viel Byn in de handen van de Duitsers door een samenloop van omstandigheden.
Byn behoorde tot een van de drie spionagenetwerken die in het Gentse actief waren. Door liefdesperikelen tussen informanten van een van die groepen werden enkele mannen verklikt bij de Duitsers. Als gevolg daarvan viel het hele netwerk als een kaartenhuisje in mekaar en werden ook de twee andere groepen in haar val meegesleept. Uiteindelijk werden veertien leden van deze netwerken, waaronder Alfons Byn, in september 1917 terechtgesteld in Gent. De gedenksteen tegenover zijn woonhuis in de Oude Abdijstraat 36 herinnert aan deze gebeurtenis.
Alfons Byn werd samen met wegenwerker Gustaaf Braeckman uit Baarle en 50 andere van spionage verdachten op 10/09/1917 gefusilleerd op de schietbaan (huidig Oord der Gefusilleerden) aan de Offerlaan in Gent. Hij werd op 4 mei 1919 met militaire eer begraven op de toenmalige gemeentelijke begraafplaats te Drongen en later overgebracht naar de huidige begraafplaats aan de Mariakerksesteenweg.
In 2009 bedachten WOCK en jeugdauteur Daniel Billiet ‘VDKG’ (Voor Den Kop Geschotenen), een concept om helden van WOI, o.a. via het internet, een tweede leven te geven. In dat kader maakten zij een film over de 52 mensen die van spionnage verdacht werden en hiervoor ter dood veroordeeld zijn.
Oude Abdij
Het Drongenplein wordt gedomineerd door de gebouwen van de gewezen Norbertijnenabdij. Het was Iwein van Aalst die in 1134 de Norbertijnen naar Drongen bracht. Zij volgden er een kapittel van kanunniken op, dat in verval was geraakt. De gebouwen kenden een woelige geschiedenis van verwoestingen en heropbouw. De huidige gebouwen dateren van de tweede helft van de 17de eeuw. Tijdens de industriële revolutie richtte Lieven Bauwens hier een katoenspinnerij op. In 1837 verwierven de Jezuïeten het complex om er hun kandidaten in opleiding onder te brengen. In de tweede helft van de 19e eeuw herbergde de abdij een noviciaat. Vanaf de 20e eeuw staat ze bekend als bezinningscentrum De Oude Abdij.
De kapel, de tuin en het eigen kerkhof zijn sinds 1998 beschermd. De laatste jaren werd de abdij enkel nog bewoond door paters op rust. In 2012 hebben de laatste paters de abdij verlaten. De activiteiten worden nu nog enkel door leken geleid.
Neogotische kapel in de Oude Abdij
Pronkstuk van de Oude Abdij is de schitterende neogotische kapel. In de tweede helft van de 19de eeuw gaven de Jezuïten aan baron Jean-Baptiste Béthune, een van de grondleggers van de neogotiek, de opdracht om een nieuwe huiskapel te bouwen..Ze werd ingewijd in 1878.De neogotiek is een stroming in de bouwkunst die in de geest van de romantiek een terugkeer naar de middeleeuwse cultuur voorstaat. Ze wil daarbij aansluiten bij de christelijke stijl bij uitstek: de gotiek. Ontstaan in Engeland vindt ze al gauw aanhangers op het vasteland. De neogotiek wordt een brede beweging die alle kunstrichtingen wil doordringen.
Béthune (1821-1894) is een van de belangrijkste vertegenwoordigers. Hij bouwde ondermeer de abdij van Maredsous en stichtte de Sint-Lucasscholen. Deze veelzijdige man beperkte zich niet tot het ontwerpen van gebouwen, hij realiseerde ook interieurs, brandglasramen, schrijnwerk, textiel, meubilair en muurschilderingen. Daarbij hanteerde hij ook zelf de verfborstel: enkele muurschilderingen in Drongen zijn van zijn hand.De Drongense kapel is een pareltje van neogotiek. Voor de inrichting ervan werden kosten noch moeite gespaard. Dat blijkt ondermeer uit het gepolychromeerd houten retabel van het hoofdaltaar, de muurschilderingen op doek, de brandglasramen en het beschilderd houten gewelf. De kapel heeft bovendien een zeer goede akoestiek wat haar bijzonder geschikt maakt voor concerten.
Sint-Gerolfkerk
De achthoekige toren (49 m) is een restant van de vroegere abdijkerk. Hij werd hernieuwd na een blikseminslag in 1727. Los van de toren staat de beschermde Sint-Gerolf parochiekerk. De glasramen in de middenbeuk verwijzen o.m. naar Gerulphus, Basinus en Aldegondis, de patroonheiligen van de parochie. De drie altaren, de 18de eeuwse communiebank met acht gesculpteerde taferelen, de preekstoel, twee biechtstoelen en het houten reliekschrijn van de H. Gerulphus zijn bezienswaardig.
Van de verdwenen abdijkerk bleef enkel de toren bewaard (beschermd 24-01-1944). Hij werd in 1732 – 1734 (zie jaarsteen MDCCCXXXIII) hernieuwd na de blikseminslag van 1727. Meester-metser Bernardus De Wilde voerde het geheel
uit in bak- en zandsteen.
Een wapenschild en leuze op de noordzijde verwijst naar de bouwheer abt Petrus De Caesemaker. Hier vindt men ook het wapenschild, een drijvende zwaan, en de leuze van de Norbertijnenabdij: Vita brevis of Het leven is kort. De toren rust op een vierkante basis, waarop zes achthoekige verdiepingen volgen, bekroond met een peperbusvormige bekleding (hoogte 49 m).
Tegen de westzijde van de toren, maar los ervan, staat de Sint-Gerolfparochiekerk (beschermd 1998). Dit is een basilicale kerk met een hoge middenbeuk en twee lagere
zijbeuken. Zij werd ingewijd op 28-08-1859. De kerk werd in 1858 gebouwd volgens plannen van de Gentse bouwmeester F. Cardon. Buiten en binnen werd de Neogriekse stijl aangehouden. Buiten is het vooral de inkompartij die sterk classicistisch aandoet. De binnenruimte wordt door twee rijen Ionische zuilen ingedeeld in drie beuken en zes dwarsvakken.
De glasramen in de hoge middenbeuk dateren uit 1914. In ieder glasraam is een medaillon ingewerkt die een aanroeping van O. L. Vrouw voorstelt. In de onderstaande cartouche wordt deze in het Latijn verduidelijkt. In 1931 werden de glasramen in de zijbeuken geplaatst, werk van de gebroeders Ganton uit Gent. De afbeeldingen verwijzen o.m. naar de patroonheiligen van de parochie. Het leven van de H. Basinus, zijn blinde dochter Aldegondis en de H. Gerolf worden opgeroepen. Ook de overbrenging van het Mariabeeldje uit Hulsterloo is afgebeeld.
Bij het kerkmeubilair (gedeeltelijk afkomstig uit de verdwenen abdijkerk?) dienen de drie altaren vermeld. Het hoofdaltaar bevat, onder een beeld van de Goede Herder,
het schilderij Moord op de H. Gerolf. Op het ene zijaltaar, onder het monogram S. M. R., vindt men een schilderij uit de omgeving van Gaspar De Crayer. Geschonken door abt Goethals (wapenschild) stelt het O. L. Vrouw met Jezuskind voor die een wit kleed overhandigen aan de H. Norbertus.
Het schilderij in het ander zijaltaar stelt, onder het monogram S. B., het visioen van de H. Basinus voor. Dit schilderij wordt toegeschreven aan Antoon Van den Heuvel en werd eveneens door abt Goethals bezorgd.
Verder vindt men in de kerk de 18de eeuwse communiebank met acht gesculpteerde taferelen (mannaregen, ark van het verbond, lam op het kruis, tafel der toonbroden, offer uit het oude testament, offer van brood en wijn, hostiedragende kelk en vijfarmige kandelaar). Ook de preekstoel, twee biechtstoelen en het houten reliekschrijn van de H. Gerolf zijn interessant. Tot de (weggeborgen) kunstschatten behoren nog het Romaans (12de eeuws?) O.L.Vrouwbeeldje Sedes Sapientae en een cilindrische remonstrans in zuivere renaissancestijl (1639 – 1640).
Bombay Jo 2003