De geschiedenis van de gemeente gaat volgens sommige bronnen terug tot de 7e eeuw met de kerstening van de streek door Amandus. Anderen houden het bij het begin van de 12e eeuw toen de Vlaamse graaf Boudewijn II in Drongen een kapittel van seculiere kanunniken oprichtte. Uit die lange geschiedenis heeft ze een rijk bouwkundig erfgoed overgehouden.
Vandaag wordt Drongen gevormd door drie afzonderlijke woonkernen.
Drongen dorp
Vondsten uit de prehistorie en later uit de Gallo-Romeinse tijd tonen aan dat hier reeds vroeg bewoning was. De oudste vermelding van de plaats als ‘Truncinas’ dateert uit 820-822. De heerlijkheid Drongen wordt beschouwd als één der oudste heerlijkheden. Ze behoorde toe aan de graven van Vlaanderen, en later aan het huis van Aalst en de heren van Kortrijk. De rechten van de heerlijkheid, afhankelijk van de Kasselrij van de Oudburg van Gent, waren vanaf XIII gemeenschappelijk bezit met de heren van Deinze. In 1786 werd graaf Jean-Baptiste d.Hane-Steenhuyse de laatste bezitter van de heerlijkheid. Belangrijk element in de dorpsgeschiedenis is de stichting en de groei van de abdij, oorspronkelijk (12e eeuw) een kapittel van seculiere monniken. Onder impuls van Iwein van Aalst werd ze omgevormd tot een benedictijnerabdij. De abdij onderging vele plunderingen en verwoestingen. Tijdens de Franse revolutie richtte Lieven Bauwens de abdij in als katoenspinnerij. Daarna werd de abdij een kleurstoffenfabriek. In 1837 kochten de Belgische jezuïeten de abdij en bouwden het uit als bezinningscentrum. De in 1727 vernieuwde abdijkerk fungeert nu als parochiekerk.
Baarle
Baarle was eerst een afzonderlijke gemeente. De oudste vermelding van Baarle (i.e. Barloria) dagtekent van 820-822. Eigendom van de St.-Pietersabdij, bestuurlijk en fiscaal behorend tot de Kasselrij van de Oudburg. Het oorspronkelijk dorp strekte zich uit aan weerskanten van de Leie. De kerk van Baarle wordt de eerste maal vermeld in 1025. Bij keizerlijk decreet van 22 januari 1805 werd Baarle als gemeente afgeschaft, het gedeelte op de rechter Leieoever werd ingelijfd bij Sint-Martens-Latem en het deel op de linkeroever bij Drongen.
Luchteren
Luchteren behoorde altijd al tot Drongen. Luchteren was zuiver landelijk (vooral akkerbouw) met in 1862 enkel een klooster, een kapel en een woonhuis voor de priester. Later kwamen daar verspreide hoeves bij. In de late Middeleeuwen werd het landhuis De Campagne met landschapspark opgetrokken. Verkavelingen breidden de woonkern in de 20ste eeuw verder uit en namen grote stukken landbouwgrond in.